1. vrij
De Japanse economie ontwikkelde zich vrij snel.
Op welke dag van de week ben je vrij, normaal gesproken?
Een grote sneeuwschuiver maakt ieder uur de schaatsbaan vrij van sneeuw.
Ik ben vrij.
Niemand is vrij; zelfs de vogels zijn geketend aan de lucht.
Wanneer je ook maar vrij bent kom me dan zien.
Het is tegenwoordig vrij normaal om jongeren tegen te komen die de Bijbel niet kennen.
Alle mensen zijn van geboorte vrij en gelijk in waardigheid en in rechten.
Je bent vrij om te gaan wanneer je ook wil.
De lijst 'Basiszinnen' is een selectie van vrij eenvoudige zinnen over de meest diverse zaken.
Alle mensen worden vrij en gelijk in waardigheid en rechten geboren. Zij zijn begiftigd met verstand en geweten, en behoren zich jegens elkander in een geest van broederschap te gedragen.
Hier mag ik vrij surfen op het internet omdat de dienst gratis is.
Laat de dieren uit de kooi vrij.
Ge zijt vrij met uw geld te doen wat u juist lijkt.
Vragen staat vrij, het weigeren staat erbij.
2. heerlijk
Dat smaakt heerlijk
Na een stevige regenbui geurt het gras zo heerlijk.
Watermeloen smaakt heerlijk op een hete dag.
Mijn vader maakte me een heerlijk middagmaal.