dicționar spaniolă - olandeză

español - Nederlands, Vlaams

enviar în olandeză:

1. schip schip


Het schip zinkt!
Zie je een schip aan de horizon?
Als het schip lek is, gaan de ratten van boord.
Het schip vaarde door het Suezkanaal.
De bemanning verliet het schip.
Ze noemden het schip "Mayflower".
De kameel is het schip van de woestijn.
Een groot schip kwam tevoorschijn aan de horizon.
Hij stapte uit het schip en verdronk.
Het schip uit New York zal daar vlug zijn.
Aan het stuur van dit schip staat een hond.
Het schip vervoert grondstoffen vanuit Indonesië.
Het schip verliet de haven, en men heeft het nooit meer teruggezien.
Dit schip heeft geen radar.
In een schip zitten is in de gevangenis zitten, met de kans op verdrinken.

2. sturen sturen


Elk jaar sturen we vakantiekaarten aan onze grootouders.
Het is erg aardig van je om me zo'n mooi cadeau te sturen.
Zelfs mijn oma kan een boodschap sturen.
Kun je dat per e-mail sturen?
Zal je me een ansichtkaart sturen?
Herinner mij eraan het rapport morgen op te sturen.
Als de video te groot is om door te sturen, geef dan minstens een verwijzing.
Als ik je een spekje kon sturen, Trang, zou ik het doen.
Waarschijnlijk gaat de baas je naar Californië sturen.
Ik wil graag dit pakketje naar Canada sturen.
We zouden Jordan naar het ziekenhuis moeten sturen.

3. voorleggen