dicționar spaniolă - olandeză

español - Nederlands, Vlaams

vecinos în olandeză:

1. buren buren


Tom kent zijn buren niet.
We zijn buren.
Mijn buren hebben mij al uitgelegd wie Björk is.
Het gras van de buren is altijd groener.
Ik haat mijn buren.
Gelukkig zijn onze nieuwe buren goede mensen.
De dames en heren zaten in het park en praatten over de tijd toen ze nog buren waren.
Ik heb mijn buren uitgenodigd voor het avondeten.
Schuld en nood zijn buren.