1.
het huishouden
Hij doet het huishouden
Olandeză cuvântul "gospodarstwo domowe„(het huishouden) apare în seturi:
1000 rzeczowników po niderlandzku 801 - 8502.
huishouden
Het is bij hen een huishouden van Jan Steen.
Het moet enorm moeilijk voor haar zijn het huishouden alleen te runnen na de scheiding.