dicționar poloneză - olandeză

język polski - Nederlands, Vlaams

iść razem în olandeză:

1. meegaan meegaan


Wil je met me meegaan?
Wil je met me meegaan?; ik ga niet met je mee
Ik wou dat ik met haar had kunnen meegaan.
Hij zou dolgraag met u meegaan.

Olandeză cuvântul "iść razem„(meegaan) apare în seturi:

11/1 Ga je mee?