dicționar poloneză - olandeză

język polski - Nederlands, Vlaams

kościół în olandeză:

1. de kerk de kerk


Elke zondag gaan mijn ouders naar de kerk.

Olandeză cuvântul "kościół„(de kerk) apare în seturi:

1000 rzeczowników po niderlandzku 201 - 250
1000 najpopularniejszych słów po niderlandzku 876 ...
Huis, straat en buurt
Boom, de opmaat, thema 1
Thema 1 van DE OPMAAT

2. kerk kerk


Er is een kerk dicht bij mijn huis.
De klokken luidden, terwijl het paar de kerk verliet.
Het kruis is overgebracht naar de kerk.
Zij gaan zondags naar de kerk.
De kerk is juist aan de overkant van de straat.
Kan ik een kerk bezoeken?
Een protestant bidt alleen, maar een katholiek bidt in de gemeenschap van de kerk.
Op zondagmorgen gaan ze naar de kerk.
We konden het klokgelui van een nabijgelegen kerk horen.
We kunnen elke morgen de klok van de kerk horen.
Dit is de kerk waarin we getrouwd zijn.
Er zijn heuvels, een klein museum, een openbare tuin en een grote kerk.
De Katholieke Kerk is tegen echtscheiding.
Zij gaan naar de kerk op zondagochtend.
Enkele mensen gaan de zondagmorgen naar de kerk.

Olandeză cuvântul "kościół„(kerk) apare în seturi:

Holenderskie słówka II
język holenderski
język holenderski