dicționar poloneză - olandeză

język polski - Nederlands, Vlaams

mąż în olandeză:

1. echtgenoot echtgenoot


Zij zal voor altijd van haar echtgenoot houden.
Wijlen haar echtgenoot was violist.
Ze had haar echtgenoot niet graag.
Hij zal een goede echtgenoot zijn.
Mijn echtgenoot verdient honderdduizend dollar per jaar.
Een vrouw wier echtgenoot overleden is, heet een weduwe.
Ze haatte haar echtgenoot.
Zij wist wat het voor een getrouwde vrouw betekende om voor het huis, de echtgenoot, en de kinderen te zorgen.
Zij is spraakzaam, maar haar echtgenoot is helemaal tegengesteld en spreekt nooit.
Hij toonde zich een ideale echtgenoot.

Olandeză cuvântul "mąż„(echtgenoot) apare în seturi:

od rozrywki do jedzenia
Rozmowa o pracę
język holenderski
język holenderski
Język holenderski

2. de man de man



Olandeză cuvântul "mąż„(de man) apare în seturi:

Osoby - De personen
Język niderlandzki