dicționar poloneză - olandeză

język polski - Nederlands, Vlaams

mieszkanie în olandeză:

1. het appartement het appartement



2. flat flat


Ik hou van deze flat. De ligging is goed en bovendien is de huur niet zo heel hoog.

Olandeză cuvântul "mieszkanie„(flat) apare în seturi:

Pomieszczenia w mieszkaniu

3. de woning de woning



Olandeză cuvântul "mieszkanie„(de woning) apare în seturi:

5/3 Een gezellig huis
strona 24-30

4. vlak vlak


Gelukkig was er een Armaniwinkel vlak bij het steegje waar Dima had geslapen.
Hij was vlak achter mij.
We maakten het werk vlak voor tien uur af.
De uitgang van de metro is vlak naast de deur van het gebouw.
Ik parkeerde mijn auto vlak bij de hoofdingang.

Olandeză cuvântul "mieszkanie„(vlak) apare în seturi:

język holenderski
Język holenderski

5. de flat de flat



Olandeză cuvântul "mieszkanie„(de flat) apare în seturi:

5/2 Een briefje in de flat