dicționar poloneză - olandeză

język polski - Nederlands, Vlaams

niepokój în olandeză:

1. angst angst


Ieder eenzaam mens is eenzaam door zijn angst voor de mensen om hem heen.
Hippopotomonstrosesquipedaliofobie is een lang woord, hè? "Ja, maar weet je wat het betekent?" "Nee, eigenlijk niet." "Het betekent angst voor lange woorden." "Wat ironisch."
De angst voor het communisme was toen erg sterk.
Ze kunnen hun angst overwinnen.

2. bezorgdheid



3. de angst



Olandeză cuvântul "niepokój„(de angst) apare în seturi:

1000 rzeczowników po niderlandzku 951 - 1000

4. Onrust



5. de ongerustheid