dicționar poloneză - olandeză

język polski - Nederlands, Vlaams

sąsiad în olandeză:

1. buur buur


Onder het huis van mijn buur wonen enkele wilde katten.
Men heeft vorige nacht mijn buur gearresteerd.
Beter een goede buur dan een verre vriend.
Voor een pot uit klei is een ijzeren pot een gevaarlijke buur.
Hij is mijn buur.

Olandeză cuvântul "sąsiad„(buur) apare în seturi:

Niderlandzki - pierwsze 100

2. de buur



Olandeză cuvântul "sąsiad„(de buur) apare în seturi:

1000 rzeczowników po niderlandzku 551 - 600

3. buurman


Onze buurman kocht zich een schattig paard.
Ik heb een hekel aan mijn buurman.

Olandeză cuvântul "sąsiad„(buurman) apare în seturi:

Dział mensen - strona trzecia
słówka zo gezegd 1 i 2

4. de buurman



Olandeză cuvântul "sąsiad„(de buurman) apare în seturi:

8/4 Ik heb last van de buurman
Huis, straat en buurt