dicționar poloneză - olandeză

język polski - Nederlands, Vlaams

spadać în olandeză:

1. vallen vallen


Waar gehakt wordt, vallen spaanders.
Laat mij niet vallen.
/ val/ viel(en)/ z. gevallen
Ik heb het idee om een huis te kopen laten vallen.
Ze beloven ons gouden bergen, maar ik heb zo het vermoeden dat we op de vervulling van die beloften kunnen wachten tot de dag dat Pasen en Pinksteren op één dag vallen.
Ge hebt uw zakdoek laten vallen.
De Canadese Dankzeggingsdag en de Columbusdag in de Verenigde Staten van Amerika vallen samen, daarom maken Esperantosprekers uit beide landen van de gelegenheid gebruik om een internationale bijeenkomst te hebben.
De boom kon ieder moment gaan vallen.
Ik heb de oude man op zijn rug zien vallen op straat.
Gewoonlijk vallen wolven geen mensen aan.
Dima?! Al-Sayib was zo verbijsterd, dat hij zijn Fanta op zijn computer liet vallen en daarmee zijn jacht op noobs ruïneerde. "Dima?! Ben jij dat echt?!"
Ik ben bang om te vallen.
Mijn grapjes vallen bij hem niet in de smaak.
De appels vallen al in de tuin.
Ik was bang dat ik misschien in slaap zou vallen achter het stuur.

Olandeză cuvântul "spadać„(vallen) apare în seturi:

Czasowniki holenderskie

2. dalen dalen


Het is gemakkelijk om in de hel af te dalen.
Het leven heeft pieken en dalen.

Olandeză cuvântul "spadać„(dalen) apare în seturi:

WONEN - słownictwo związane z tekstem (oefening 2)
14/2 Trouwen, samenwonen en scheiden